Jaarcontract zonder proeftijd en opzeggingsmogelijkheid niet zomaar opzegbaar

18 jan , 8:08 Zakelijk
pexels pixabay 48195

Een man start als Junior Incassomedewerker bij een bedrijf. Hij tekent een jaarcontract zonder proeftijd en zonder recht om tussentijds op te zeggen. Binnen een maand zegt de man zijn contract echter toch op. De werkgever start hierop een zaak bij de kantonrechter en wordt in het gelijk gesteld. De man moet zijn voormalige werkgever ruim 8.600 euro betalen en draait ook op voor de proceskosten van 800 euro.

De man heeft bij het ondertekenen van zijn arbeidsovereenkomst het personeelshandboek van het bedrijf ontvangen. Hierin staat dat er bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen proeftijd of mogelijkheid bestaat om tussentijds op te zeggen als dit niet in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen.

Als hij binnen een maand toch al opzegt, gaat de werkgever niet akkoord met de opzegging. Het bedrijf vraagt de kantonrechter vervolgens om een vergoeding toe te kennen, omdat de opzegging volgens haar niet rechtsgeldig is. De vergoeding die wordt gevorderd, is even hoog als het brutoloon dat de man gedurende de contractperiode zou verdienen: 23.760 euro bruto, inclusief vakantietoeslag.

Geen wettelijke proeftijd

De man geeft in zijn verweer aan dat de HR-manager tegen hem heeft gezegd dat er een wettelijke proeftijd zou gelden en dat er hierover dus niets hoefde te worden afgesproken in de arbeidsovereenkomst. Dit wordt door de HR-manager tegengesproken. Zij licht bij de kantonrechter verder toe over het waarom het juist een bewuste keuze is geweest om géén opzegtermijn of proeftijd overeen te komen. De Junior Incassomedewerker heeft hier weinig tegen in te brengen. Ook is er geen sprake van een wettelijke proeftijd. De man vraagt de kantonrechter om een eventuele vergoeding aan de werkgever te matigen.

De kantonrechter oordeelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is. Hij geeft ook aan dat van de man verwacht had mogen worden, dat hij nader zou hebben toegelicht hoe het gesprek met de HR-manager exact is verlopen, welke vragen hij heeft gesteld en welke antwoorden hij daarop heeft ontvangen. Verder ontbreekt volgens de kantonrechter een verklaring waarom de man, als de HR-manager gezegd zou hebben dat er een wettelijke proeftijd gold, hier niet meer op is teruggekomen. Bijvoorbeeld nadat hij dit voor zichzelf had uitgezocht. Dit had wel verwacht mogen worden van iemand die werkzaam is als Junior Incassomedewerker

Vergoeding verschuldigd

In de wet staat dat een partij die niet rechtsgeldig heeft opgezegd, zoals in deze zaak, aan de ander een vergoeding verschuldigd is. Die vergoeding is gelijk aan het bruto salaris over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben als deze van rechtswege zou zijn geëindigd. Maar de wet geeft de kantonrechter ook de mogelijkheid om deze vergoeding te matigen. In deze zaak vindt de kantonrechter een matiging tot vier keer het bruto maandsalaris gerechtvaardigd.

Hiervoor heeft hij de volgende omstandigheden meegewogen: De man had in dit geval beter moeten opletten of er een mogelijkheid was om op te zeggen. De vergoeding die wordt toegewezen bevat dan ook een stukje leergeld. De jongeman heeft tijdens de zitting ook uitgelegd dat hij op dit moment niet over een groot vermogen beschikt en ook nog een studieschuld heeft. Daarnaast speelt de korte duur van het dienstverband een rol. Daardoor is er geen sprake van een maandenlange investering voor wat betreft het inwerken van een medewerker. Verder is ook de opleiding die de man bij het bedrijf zou volgen, nog niet gestart. Gelet op deze omstandigheden acht de kantonrechter een vergoeding van vier bruto maandsalarissen redelijk.

Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met RechtNet Advocaten via [email protected] of bel naar 073-6154311.